Als de balken gaan verzakken
Het behang dat bladdert af,
Als de deurscharnieren piepen,
Zwijgt de huisbaas als het graf
Last van tocht, last van lekkage
In de woning die hij gaf;
De huisbaas denkt niet aan herstellen
Ook al peigert het je af
Want een mens woont in zijn lichaam,
Maar hij heeft het maar te huur
En de grote stille huisbaas
Blijkt hardvochtig op den duur.
Als de beenderen gaan vermolme
De huid word schilferachtig wit,
De huisbaas denkt niet aan een verfje
Ook niet als je smeekt en bidt
En al kraken je gewrichten,
Zieke darmen ziek gebit;
De huisbaas valt niet te vermurwen
Niet door lekkage, niet door spit
Want de mens woont in zijn lichaam,
Maar hij heeft het maar te huur
En de grote stille huisbaas
Blijkt hardvochtig op den duur