Nu bouwt men een sporthal op de plek, waar wij speelden
Ik: Tim Tatoo en jij: indiaan
En we joegen elkander de tientellen-dood in
Ik schrok net, toen ik je, na al die jaren, zag staan
Pissen in de bosjes naast het huis van mijn ouders
Je lijkt op je vader en als je me ziet, zeg je
"Jij bent toch Maarten", en ik zeg: "He, Fred, hoe gaat het"
Je kunt een dorp wel verbouwen, veel verandert er niet
En ik durf je niet te vragen: "Het was toch jouw opa?
Die postbode, die zichzelf dood liep in zee
Ansichten aan de vloedlijn, ze hebben alleen z'n pet gevonden
Toen hebben ze die maar begraven; dat mocht dan van de PTT"
Maar ik roep: "Hé, ouwe rukker, kom uit die bosjes"
Jij trekt snel je gulp dicht en als je me ziet, zeg je
"Nou had je me Maarten" En ik zeg: "He, Fred, hoe gaat het"
Je kunt een dorp wel verbouwen, veel verandert er niet
Goed en nu loopt er een rondweg over de velden van Quick Boys
En die zijn zelfs één club nu met ons OKB
Op klompen begonnen, rode broekjes, gele shirtjes
En spekkies en zoethout en plastic bekertjes thee
En op de fiets, als je uit moest, had je altijd wind tegen
In een rij door de regen en nu je me ziet, zeg je
"Jij bent toch Neeskens" En ik zeg: "He, Cruyff, hoe gaat het"
Je kunt een dorp wel verbouwen, veel verandert er niet
En ik durf je niet te vragen: "Het was toch jouw vader?
Die postbode, die zich óók dood liep in zee
Zijn lichaam spoelde aan op de hoek bij Den Helder
En jij ging toen niet op schoolreisje mee"
Maar ik roep: "He ouwe rukker" en jij trekt snel je gulp dicht
Je stapt uit de bosjes, indiaan, OKB
En je pet en je tas om: "Ga je op bezoek bij je ouders, jongen", vraag je
"Neem jij dan even de post voor ze mee"