ik zit in de tram die zich wringt door de bochten van straten waar mannen met glimmende schoenen zich spoeden naar zaken die niet kunnen wachten langs inlandse vrouwen met moedige borsten die boodschappen torsen naar morsige wijken waar felgekleurd wasgoed de dood moet bezweren laten we liefhebben laten we liefhebben voordat de avond valt laten we liefhebben laten we liefhebben voordat de avond valt terwijl in de kroegen de helden van morgen hun geld en hun trots met een glimlach verdrinken en zien hoe de schemering aarzelend invalt op kleumende duiven op pleinen en parken waar liefdes ontluiken die helen en breken dat broze geheim uit de buik van de aarde laten we liefhebben… waar metro's die vol zijn van zwijgende schimmen als razende mollen de bodem doorklieven en alles wat stof is begerig verslinden op een tocht die nooit eindigt dan hoogstens in 't hopen van dwazen als ik die nog troost kunnen vinden in dromen van onschuld en een handvol genade laten we liefhebben… zo blijf ik een vreemdeling steeds in beweging langs pleinen en parken door morsige wijken verbrand ik mijn bruggen verbijt ik mijn pijnen en blijf ik vooruitzien omwille van één ding die grote omhelzing in het huis van de ene waar ik altijd weer thuiskom laten we liefhebben laten we liefhebben voordat de avond valt laten we liefhebben laten we liefhebben voordat de avond valt voordat de stilte valt