Ik ben in Amsterdam geboren, drie hoog op de Bloemgracht, waar je in je nest kon horen, als buurman heilie maakte snachs. De straten waren om te spelen, we zwierven door de hele stad. We geloofden nog in eerlijk delen, jatten appels op de markt. Hee Amsterdam, ze zeggen dat je bent veranderd, Hee Amsterdam, je kan geen goed meer doen, maar wie dat zegt die is geen Amsterdammer, want Amsterdam je bent nog net als toen. En kom je terug na heel wat jaren, zeggen ze "Mokum, dat is dood." Maar ik geloof niks van die verhalen, als ik zo door de stad heen loop. De kooplui staan nog steeds te katten, De Nieuwe Dijk drukker dan ooit. Ik zie een jochie appels jatten, nee Amsterdam verandert nooit. Op zondagmiddag naar de Wallen, en als je langzaam liep dan zag je meer, Onopvallend met z'n allen, de ... .... tien keer op en neer. En zondagavond was het knokken, het hinderde niet tegen wie, tot de politie dan kwam fokken, dan vochten we wel tegen die Hee Amsterdam, ze zeggen dat je bent veranderd, Hee Amsterdam, je kan geen goed meer doen, maar wie dat zegt die is geen Amsterdammer, want Amsterdam je bent nog net als toen. Die dronken vent die in 't portiek lag en m'n ma die dorst niet naar 'm toe. Toen Pa vroeg of tie soms ziek was zei die:"Nee, alleen maar moe." Dus zoveel is er niet veranderd, junkie ligt in 't portiek En naast me vraagt een Amsterdammer:"Hee Har, is ie nou moe, of is tie ziek?" Hee Amsterdam, ze zeggen dat je bent veranderd, Hee Amsterdam, je kan geen goed meer doen, maar wie dat zegt die is geen Amsterdammer, want Amsterdam je bent nog net als toen. Want vreemdelingen-junkies-rellen, ons maken ze ermee niet bang, Ze kunnen ons nog meer vertellen, 't hoort allemaal bij Amsterdam Hee Amsterdam, ze zeggen dat je bent veranderd, Hee Amsterdam, je kan geen goed meer doen, maar wie dat zegt die is geen Amsterdammer, want Amsterdam je bent nog net als toen. Hee Amsterdam je bent nog net als toen.