EERSTE BEDRIJF, TWEEDE SCÈNE: Warenar, Reym
Warenar komt weer naar buiten
W: bij zichzelf
Nu alles behouwen is, en mooi op z'n plek,
voel ik me een stuk beter dan daar straks.
Ga naar binnen Reym, nou mot je op 't huis pa**en.
Re: terzijde: Welja, ik zal d'r op letten dat 't niet gestolen
wordt,
want voor dieven is hier verder geen kruis te ha-
len,
d'r is toch niks as wind en spinrag in huis.
Is ie soms bang dat iemand dat komt stelen?
W: Van jou mocht Onze Lieve Heer nog paus van Rome
worden,
of koning van Spanje, of wat dan ook.
Bespaar me je hersenspinsels; vort, naar binnen!
Ik ben arm, ik weet 't, maar ik drijg 't lijdzaam en
geduldig.
Wie d'r ook anklopt, laat niemand binnen en pas
goed op!
Ik ga 'n boodschap doen en kom zo weer terug.
Re: En als er 'n buurvrouw komt om 'n kooltje vuur?
W: Doof al 't vuur, dan kunnen ze d'r niet om vragen,
of mot ik je kop soms in de doofpot stoppen!
Komt er iemand om water, roep dan meteen:
'We kunnen niks missen: ons vat is leeg.'
Roep door 't raam, dan krijgen we geen insluipers.
Komt er een om 'n emmer, dan is ie naar de kuiper,
om 'n dreg, om 'n puthaak of 'n ander prul,
ik heb ze op straat verloren, de dieven zijn d'rmee
vandoor.
Krijg de tering, hoe mooi ze ook praten,
as ik weg ben, komt er niemand in.
Al kwam Vrouw Fortuna zelf, ik waarschuw je,
pas op en laat de deur potdicht,
of je zal me wel zo allemachtig razig maken!
Re: Rustig maar, hier verbranden ze hoorns voor For-
tuna
Die zou bij ons aankloppen? Poep!
Ze zou omkeren door de lucht van je stoep
en as ze toevallig hier voorbij zou motten,
dan keek ze wel uit om langs onze kant te lopen.
Alleen van je gevel al zou ze kouwe rillingen krij-
gen.
W: Je mot je mond houwen en naar binnen gaan.
Re: Ik hou m'n mond en ga naar binnen.
W: 't Gespuis loopt flink rond te snuffelen.
Schuif daarom beide grendels op de deur.
Ik kom zo terug, doe niet eerder open!
Reym gaat naar binnen; Warenar loopt de stad in
Warenar bij zichzelf
Ik ga met tegenzin, maar ik mot naar 't Prinsen-
hof,
waar de schutterij gaat beslissen over 't geld.
of ze 't uitgeven op de Doelen, of 'r lepels van ma-
ken.
As ik nu niet kom opdagen, dan ken ik wel raden
dat ze alles wat overblijft samen gaan verbra**en.
Daar komt nog bij dat ze dan wel motten denken
dat ik wegblijf omdat ik 't geld gevonden heb.
Ik sta bekend as zunig en verstandig,
daarom zullen ze gemakkelijk raden
dat ik bezig ben 'n grotere winst op te strijken,
as ik hun nu niet aanraad om geld te sparen.
En hoe secuur ik 't ook verberg, toch lijkt 't as of
bijna de hele wereld 't vermoedt; zo opgewekt
zegt iedereen die ik tegenkom gedag,
terwijl ze me vroeger maar slapjes groetten. 't Is
'Goeiedag Warenar, waarheen Warenar? Hoe is 't,
vadertje?
Adieu, 't ga je goed, 't beste, 'n goed jaar!'
Ik ben bang dat ze lont ruiken, dit gaat niet voor
niks zo.
Maar ik mot d'r heen, zo as ik van plan was,
en zorgen dat de verdeling snel gebeurd is,
zodat ik gauw weer naar huis ken.
Warenar verdwijnt van het toneel