De enkeling stond op tegen wel honderdduizend dingen
Hij wou niet met de ma**a mensen mee in het gareel
Hij wenste in het slavenkoor een vrije stem te zingen
Maar voordat ie het wist had ie een schorgeschreeuwde
Keel
Toen hij niet meer kon zingen stond ie op om te gaan
Spreken
Tot allen die hij altijd als zijn vrienden had
Beschouwd
Die zeiden wat ie zegt is nog niet eens zo gek bekeken
Maar toch voor onze oren wel een tikkeltje te baud
Toen hij niet meer kon spreken stond ie op om te gaan
Schrijven
Hij kraste 't op de muren van ons meerderheidspaleis
Opdat wij ons de slaap uit onze ogen zouden wrijven
Toen sprak er een uit aller naam veeg uit dit is te
Grijs
De enkeling staat op, omdat ie zelf zijn weg wil
Kiezen
Hij vecht tegen het monster van de middelmatigheid
Hij zal zolang ie leeft bij voorbaat elk gevecht
Verliezen
En als ie eindelijk opgeeft zegt men zo die zijn we
Kwijt