Ik weet in Gelderland een boerderijtje tussen 't hooi (Tussen 't hooi) Daar woont me toch zo'n lekker boerenmeidje, wat is ze mooi (Wat is ze mooi) Ze houdt van popmuziek en autorijen, en nog veel meer (En nog veel meer) Maar toch, ze houdt 't meeste nog van vrijen en in de schuur (Roept zij steeds weer) Japie, Japie, pak me nog een keer Japie, Japie, doe 't nog een keer Ik zou met jou wel willen vrijen, heel de nacht tot morgen vroeg Want van lekker vrijen krijg je immers nooit genoeg Japie, Japie, pak me nog een keer Japie, Japie, doe 't nog een keer Ik zou met jou wel willen vrijen, heel de nacht tot morgen vroeg Want van lekker vrijen krijg je immers nooit genoeg Haar pa die heeft een stier Een stevig knapie, die mag er zijn (Die mag er zijn) Die stier, die heet ook heel toevallig Japie
En da's geen gein (En da's geen gein) En loopt die stier daar tussen al die koeien, 't is te gek (Als je dat ziet) Dan staan die koeien om 't hardst te loeien, je gelooft 't niet (Als je dat ziet) Japie, Japie, pak me nog een keer Japie, Japie, doe 't nog een keer Ik zou met jou wel willen vrijen, heel de nacht tot morgen vroeg Want van lekker vrijen krijg je immers nooit genoeg Japie, Japie, pak me nog een keer Japie, Japie, doe 't nog een keer Ik zou met jou wel willen vrijen, heel de nacht tot morgen vroeg Want van lekker vrijen krijg je immers nooit genoeg Japie, Japie, pak me nog een keer Japie, Japie, doe 't nog een keer Ik zou met jou wel willen vrijen, heel de nacht tot morgen vroeg Want van lekker vrijen krijg je immers nooit genoeg