Wou jij daar zijn daar waar ik gisteren was
Door een rode gang gelopen met etensgeuren
Die zich later vulde met parfum en dameshakken
Wou jij daar zijn daar waar ik gisteren was
Een stenen kamer met papieren bekers
Die door een automaat geschonken worden
Een groene heuvel op een plastic bord
Was jij daar ook daar waar ik gisteren was
Liep ik met volle glazen door een aankomsthal
Of was het een vertrekhal met lege glazen
En heel veel jasjes op de rug gezien
Was jij daar ook was jij ook van glas
De zangeres zong over een gezicht
Toen zij het zag de eerste keer
Ik dacht heel even aan jouw ogen
En toen een lange tijd niet meer
(Daar waar ik gisteren was)
Was jij daar ook was jij het gezicht
(Je wilde er zijn maar je was er niet)
Tien keer vergroot op een scherm
(Wreed dat wij er allen waren)
Tien keer herhaald hoe jij een zakdoek gaf
(Zo zorgeloos en ook nog dronken)
De rode gang liep langzaam dood