Tante Constance en tante Mathilde
Woonden eendrachtig en knus bij elkaar
Eén was hardhorend, de andere brilde
In doorsnee waren zij zeventig jaar
In Overveen
Telden zij hun dagen bijeen
Niet meer zo koket als voorheen
Maar nog altijd flink ter been
Terwijl de kater sliep
En de pendule liep
En de kanarie sprak:
"Tjiep tjiep tjiep tjiep"
Tante Constance en tante Mathilde
Erfden de kleren van tante Heleen
Waardoor ineens hun gehechtheid verkilde
Want van elk soort japon was er maar één
Er werd getwist
En naar provocaties gevist
En er werden dingen vermist
Waar de ander meer van wist
Terwijl de kater sliep
En de pendule liep
En de kanarie sprak:
"Tjiep tjiep tjiep tjiep"
Op zek're dag maakte tante Mathilde
Akelig lachend de koffie gereed
Daar zij haar zuster vergiftigen wilde
Die in haar eentje een wandeling deed
Met terpentijn
En een snufje rattenvenijn
En gesloten keukengordijn
Moest het wel uitvoerbaar zijn
Terwijl de kater sliep
En de pendule liep
En de kanarie sprak:
"Tjiep tjiep tjiep tjiep"
Toen nu de koffie tot stand was gekomen
Wou zij eens proeven en nam zij een slok
Zij had de juiste verhouding genomen
Tante Mathilde viel neer als een blok
Sedert die tijd
Droeg Constance in eenzaamheid
De japonnen die tot haar spijt
Tot een drama hadden geleid
Terwijl de kater sliep
En de pendule liep
En de kanarie sprak:
"Tjiep tjiep tjiep tjiep"