In januari zijn de nachten
veel langer dan de dagen.
De k**e straten glad en donker,
voor de zoveelste keer ben ik weer onderuit gegaan.
Er komt geen einde aan de kou,
het doelloos blijven wachten,
terwijl ik me loop af te vragen:
wat doe ik verder zonder jou?
Zonder jou ben ik alleen.
Zonder jou ben ik alleen.
Zonder jou moet ik mijn eigen gang gaan.
Er kunnen andere tijden komen,
dat blijf ik steeds geloven.
Maar het is zo eenzaam daarop te wachten.
Voor de zoveelste keer ben ik de stad weer ingegaan.
Ik teken letters op een raam,
die in tranen naar beneden stromen.
Er blijft maar weinig anders over
dan de vage sporen van jouw naam.
Zonder jou ben ik alleen.
Zonder jou ben ik alleen.
Zonder jou moet ik mijn eigen gang gaan.
Zonder jou ben ik alleen.
Zonder jou ben ik alleen.
Zonder jou moet ik mijn eigen gang gaan.