In oude kathedralen
van gotisch glas gebouwd,
liggen dode kardinalen
hun vriendinnen te beminnen
in steen en brons en goud.
En wijze uilen dalen
er neer, zo grijs als lood
met de echo van verhalen
die de vorsten hun vertellen
nog eeuwen na hun dood.
Zal ik blijven of verder gaan?
Ik trek mijn bonte jas met bellen aan,
mijn schelpenhoed, mijn staf ter hand,
zo wandel ik door Tegenland.
In morgennevels groeien
uit kratermeren koud
suikerlelies die gaan bloeien,
stijgend onder orgeltonen,
een klokkenspel van goud.
De wind waait uit het zuiden,
zodat je horen kunt
hoe het verre hoge luiden
in het sneeuwwit licht blijft hangen
dat ruikt naar pepermunt.
Zal ik blijven of verder gaan?
Ik trek mijn bonte jas met bellen aan,
mijn schelpenhoed, mijn staf ter hand,
zo wandel ik door Tegenland.
Ver boven alle dalen
en nevelbergen hoog,
hoger dan de zonnestralen
zal ik stijgen met mijn dromen
langs de glazen regenboog.
Het zal me toch wel lukken
aan het einde van de reis
om de gele maan te plukken.
Zou hij naar bananen smaken
of naar vanilleijs?
Zal ik blijven of verder gaan?
Ik trek mijn bonte jas met bellen aan,
mijn schelpenhoed, mijn staf ter hand,
zo wandel ik door Tegenland.