Je zit die avond in je kamer
en buiten woedt de oorlog.
Het is alsof de wereld vergaat,
maar je ziet het niet,
want de gordijnen zijn gesloten
terwijl de muziek op volle sterkte staat.
Maar ook toen je nog buiten was
en rustig liep te winkelen
in 'n overvolle winkelstraat,
had je nog niets in de gaten
want je zag wel mensen rennen,
maar je dacht: die zijn een beetje laat.
Je zit die avond in je kamer
en buiten breekt de hel los:
De wereld staat in vuur en vlam,
maar je merkt het niet,
want je bent alleen
en met je eigen dingen bezig
en verder weet je nergens van.
Dan wordt er gebeld,
je hoort een vaag gerinkel.
Voor de deur staat een man.
Je weet niet wie het is,
zijn gezicht is zwaar gehavend
zodat hij nauwelijks spreken kan.
En hij zegt:
Alles staat op springen,
de wereld staat in brand.
Er gebeuren zoveel dingen
en ze lopen uit de hand.
En als je niet wilt lijden,
spring dan maar uit het raam,
want geen mens zal je bevrijden.
Je ontkomt er niet meer aan.
Je draait je om en haalt een bijl
en slaat zijn hersens in.
Buiten is het kalm en stil
terwijl de dag begint.