Het was ne goeien avond en het was plezant
We deden alle kroegen van heel het land
Maar 's morgens als ik thuis kwam wie zag ik daar staan
Wie bleef geduldig wachten, is niet weggegaan ?
Den afwas, den afwas, den afwas, den afwas
Wat later bij 't ontwaken met de ogen half toe
Wie is er dan aan't grijnzen naar uw kopke, o zo moe
Wie weerkaatst die zonnestraaltjes door de keukendeur
Wie is er zo bepalend voor uw stralend goed humeur
En 's avonds in de zetel kijkend naar TV
Wie loert over uw schouder, kijkt opvallend mee
Wie knaagt aan uw geweten, laat u nooit gerust
Wie zit altijd te prutsen aan uw zielerust
Als g'een pintje wil gaan drinken, wie laat u niet gaan
Wie houdt de deur gesloten, kijkt uitdagend aan
Wie remt u in het leven, maakt u bitter en bars
Wie is de grote oorzaak uw tandgeknars