't was zoone goeie kerel, hij gaf alles aan alleman
En 't was ne gruuten tuuveneir, van water mokte hem wijn
En met de armen en de zieken stond hem uuren te lameren
Hij kost vertelselkens raconteren en over 't water gaan marcheren
Armzalig was hem geboren en Marie dat was zijn moei
De Jef was zijne pere, zijn chauff*ge dat was de koei
Maar ze moesten hem niet hebben, hij had te gruuten bek
Ze stuurden hem door 't stad met een kruis in zijne nek
En na ....
Na is hem duud, na is hem duud, na is hem duud
Den brave kluut
Na is hem duud, na is hem duud, na is hem duud
Den brave kluut
Toens gink hem naar den hemel, daar zit hem op zijnen troon
En loert hem naar beneden wat dat ze daar allemaal doen
Hij vertelt het God de Vader 's avonds laat bij den diner
Die zit hem dan te troosten maar zoneke, 't valt nog mee
Ze zijn daar maar aan't prutsen, maar wacht een koppel maand
Ze zijn u niet vergeten, traantjes weg, ge zijt ne vent
En, ja, ieder jaar met 't kerstfeest herdenken ze diene pé
Dan heerst er piece en vrede, de rest van 't jaar heeft hem congé