Opoe was heel lief en heel oud
Ze was wel honderd jaar
Ze rook naar eau de cologne
Had een groen-geruite schort
En een knot op d'r haar
En als het heel hard onweerde
Dan haalde ze je uit bed, naar beneden toe
Dan zat je onder aan de trap te wachten op de klap
Samen met opoe
En ze was heel ongerust als je niet op tijd verscheen
Dan stond ze voor 't raam en ze noemde je een dondersteen
Maar ze vergat 't weer zo snel
En opoe, dat wisten we wel
En op zaterdagavond ging je pas om negen uur onder de wol
Want dan las opoe een nieuw avontuur uit 'De Soete Suykerbol'
En dan mocht je pinda's doppen, en je kreeg een heel vol glas met sinaasappelsap
Zo, samen met opoe, hoe spannend dat toen was, net als op de trap
En Galgrok was gemeen, Drikus, die was goed
Galgrok was de peerdendief, maar daar heeft-ie voor geboet
Ja, daar leefde je naar toe
Samen met opoe
Toen mama kwam vertellen: "Opoe komt nooit meer
Ze is op reis gegaan, ze is nu onderweg naar Onze Lieve Heer"
Maar daar kon je als kind niet aan, want het klonk allemaal zo vreemd
Dat die goede Lieve Heer zo gemeen kon zijn
Om je opoe op te halen, zomaar zonder meer, ja, dat deed wel pijn
Maar je was nog maar zo klein
En de straat, die was zo groot
Je had de poortjes en het plein
Waar je met je vriendjes genoot
Van de keet en het spel
En opoe, je vergat haar zo snel
Maar zo nu en dan denk ik aan dat ouwetje van toen, en dan zie ik haar staan
Die geur van eau de cologne, die knot, en dat schortje aan
En dan zeg ik in mezelf: "Als je echt daar boven bent, en die Heer bestaat
Dan hoort-ie er voor te zorgen dat je fijn wordt verwend, 't jou uitstekend gaat
Want dat heb je wel verdiend, nee, niets was jou te zwaar
Klein lief, goed, oud wijfie, altijd stond je klaar
Zeg dat maar tegen die Heer"
Opoe, ik vergeet je nooit meer