Freek was gek, hij was de dorpsidioot Die nooit iemand kwaad deed maar alleen maar genoot Van z'n glimmende fiets, beplakt met zilverpapier Gekke Freek, hij had altijd plezier Van ver kon je horen, als Freek er aan kwam Op z'n fiets tussen 't koren, met luid gezang En dan reed-ie drie rondjes op 't ouwe Kerkplein En zong-ie luidkeels: "You always be mine" Refrein: Freek is gek Hij heeft een gekke bek Freek is niet normaal Zeggen de boeren allemaal Freek heeft een tik En Freek is niet goed snik Freek z'n kop is ziek 't Komt door de klap van de molenwiek Maar verleden jaar, na een bruiloftsfeest Toen zijn ze voor de grap langs Freek geweest En z'n glimmende fiets uit de schuur gepakt En brullend van de lach in de gier gekwakt En de boeren schreeuwden: " 'n Fiets met stront Glijdt veel beter onder Freek z'n kont" En Freek, gekke Freek, altijd zo blij Hulpeloos stond-ie er huilend bij Refrein Toen de boeren zongen over 'God is groot' En 'helpt elkander uit de nood' Sloop Freek al mompelend over 't vagevuur Op zondagmorgen tussen hooiberg en schuur En toen de dominee sprak hoe Judas Jezus bedroog Steeg er tussen de boerderijen een grijze rook omhoog Tweehonderd koeien, koud van 't land En 't hooi voor de winter heeft Freek toen verbrand Refrein Freek is weg en 't is stil op 't plein Geen glimmende fiets meer en geen: "You'll always be mine" En de boeren zingen, terwijl 't orgel speelt "God geeft wat de mensen is toebedeeld"