Onlangs kwam ik thuis, lang na zonsondergang Ik trok m'n schoenen uit, en hing m'n jas op, op de gang Ik trof een tafereel aan, en daar schrok ik nogal van Want daar stond m'n lever met een koffer in z'n hand Hij zag er fris uit, was net klaar met douchen Hij had een zonnebril op, en droeg een Hawaiaans bloesje Over een Tshirt, met daarop “Waar ga je poesje?” Ik keek hem strak aan, en ik was klaar voor z'n smoesje Hij kwam rustig met: “Ik ga niet liegen voor je Je bent mijn favoriete mens, Yayo I adore ya Maar ik ben toe aan rust, en wat tijd voor mezelf Ik ga samen met je neus, het lijkt me wel gezellig” Ik keek hem in z'n ogen, op zoek naar medeleven En zei: “En ik dan, wat moet ik die twee weken? Ik heb geen baan, doe geen studie en hou niet van boeken lezen.” Dat laatste was een leugen, maar dat hoefde die niet te weten Ik was verbaasd, probeerde het nog te snappen Toen sprintte die naar de deur, en ik probeerde hem nog te pakken Maar hij was helemaal glibberig, van al mijn lichaamssappen Ik had nog net z'n enkel vast, maar hij wist zich los te trappen Vanuit het raam zag ik hem nog net een taxi aanfluiten Ik voelde me belazerd, en huilde tranen met tuiten Hij heeft me geen één keer gebeld maar, een kaartje volgde weldra Ik kreeg de hartelijke groeten, en de kanker uit Marbella