In mijn jeugd stal ik de appels van de groentekar En van de melkboer zijn dikke, lieve vrouw Kreeg ik een plakje kaas Van onder het muskietengaas Wat verderop de school Alle straten en muren Hadden wij met onze namen vol geklad Met harten en pijlen, ik was geloof ik tien De harten zijn gewist, de namen bovendien Het verdriet van mijn jeugd Was verweven met vreugd' De nasmaak proef ik nog Bitter en zoet En ik had toen al gevoelens dat ik anders was Omdat ik in die tijd veel meer naar jongens keek En als ik naar 'n meisje keek Was het om te imponeren en enkel voor de show Op een dag in de zomer Ben ik weggelopen, weggevlucht van huis Ik weet niet meer waarom, ik wilde naar zee Mijn dromen zeiden "ja", mijn angsten riepen "nee" Het verdriet van mijn jeugd Was verweven met vreugd' De nasmaak proef ik nog Bitter en zoet, zoet en bitter Ik herinner mij nog vaag Het was een lange, hete zomer Dat ik in het zwembad Door een gaatje van mijn kleedhok In het badhokje naast me keek Ach, ik was nog maar een kind Ik stond gefascineerd op mijn tenen Door dat gaatje te kijken En ik heb gegluurd en gegluurd Ja, dat was pas avontuur! Maar toen werd ik door de badmeester betrapt Die tegen me brulde: "Smerig klein rotjong Ik geef je zo meteen een draai om je oren Als je niet gauw maakt dat je weg komt dan" En ik schold terug: "De rooien en de schelen Die schelden en die stelen Maar jij bent ook een vuillak Jouw hand zit in je broekzak" Mijn God, dat is lang geleden! In die tijd stal ik de appels van de groentekar En van de melkboer zijn dikke, lieve vrouw Kreeg ik een plakje kaas Van onder het muskietengaas Wat verderop de school Alle straten en muren Hadden wij met onze namen vol geklad Met harten en met pijlen Ik was geloof ik tien De harten zijn gewist De namen bovendien Het verdriet van mijn jeugd Was verweven met vreugd' De nasmaak proef ik nog Bitter en zoet Bitter en zoet