EERSTE BEDRIJF, DERDE SCÈNE: Geertruid, Rijkert
Geertruid en Rijkert komen uit het andere huis naar buiten
G: Ik hoop, broer, dat je wat ik nu ga zeggen
goed opvat, zoals 'n broer hoort te doen
met de raad van z'n zus.
Ik weet heel goed dat men vrouwen minacht
en zegt dat wij er maar op los kletsen.
Ik laat dat nu maar en breng er niets tegenin,
maar ik wil wel dat je eraan denkt
dat ik je zus ben, die voor jouw eer
en welzijn zorg moet dragen.
Rij: Wat heb je te zeggen?
G: Wel, je wordt al 'n dagje ouder,
en als ik je verlies zonder nakomelingen,
zal mijn vaders familienaam helemaal uitsterven.
Daarom heb ik de hele nacht liggen piekeren
hoe ik je 't beste aan 'n vrouw kan helpen.
Rij: Geluk ermee
en 'n heel pond vijgen voor nog meer zoets!
G: Kijk, je zou vroeg of laat in 'n dwaze bui nog 's
verzat kunnen raken op een lichtzinnige, valse slet.
Rij: Meen je dat echt, zus?
G: Jazeker wel.
Rij: Ach, dan ben ik er geweest!
G: Och kom, waarom?
Rij: Nou, ik niet tegen zulk gepraat.
Als je dát wil, toe dan, sla me 'n paar blauwe ogen!
Niets wat je zegt kon me méér verdriet doen.
G: Luister...
Rij: Elk woord erover is 'n steen tegen m'n scheen.
G: Doe 't, geloof me nou!
Rij: Raad jij 't me aan? Dan doe ik 't!
G: Anders loopt 't verkeerd met je af.
Rij: 't Huwelijk zou best fijn kunnen zijn, maar niet
voor mij!
G: Luister toch 's naar me, laat je adviseren, beste
man,
sla 't niet in de wind, je welzijn staat op 't spel.
Rij: Goed dan, zoek morgen maar 'n bruid voor me,
op voorwaarde dat ik 'r overmorgen de deur uit
schop!
Als je dat kunt regelen, dan loop ik nu naar de bar-
bier
en laat me scheren, adieu!
G: Jij spot 'rmee, luister nou,
denk nou toch 's na en schei uit met die grapjes.
Ik heb 'n weduwe in gedachten van veertig jaar,
wat ouder of jonger, dat weet ik niet, zoiets onge-
veer.
Ze heeft haar man 'n testament afgetroggeld,
en kreeg met slijmen en zeuren gedaan
dat 't beste deel van zijn bezit naar haar kwam.
Bijdehand! Ze speelde 't klaar
dat zij voordeel van hem had en hij niet van haar.
Rij: Wat 'n kreng!
G: Maak je niet dik, al lijkt 't op bedrog,
zo gaat 't tegenwoordig. Zij leeft er goed van:
ze heeft alles, mooie kleren en 'n prachtig huis,
van onder tot boven, alles dik voor mekaar.
En: ze laat zich zo lustig vrijen als elk ander meisje.
Rij: Een vurig vrouwtje! Maar zelf brandt ze haar vin-
gers niet!
Ik weet wel wie je bedoelt, de weduwe van Klaasje
Klik.
We pa**en niet bij mekaar, Lobberig en ik.
Die valse slijmerd zou geen paard voor mijn stal
zijn.
Als ik dan toch gek moet worden, dan ook goed!
Je had me wél kunnen verleiden als je 'n meisje
van achttien had opgespoord, zoals de dochter
van buur Warenar, die zou me wel kunnen helpen.
G: Als je die wil, dat zou wel te regelen zijn, denk ik,
maar daar zit geen geld, dat volk is niks waard.
Rij: Maar 't meisje is mooi en de vader is eerlijk,
ik wil geen schoonvader die steeds om z'n geld
zeurt,
en geen huis vol meiden om de hele dag te bevelen.
Ik kan niet tegen al dat gedoe en die drukte.
G: Als je daar zin in hebt, God geve je geluk.
Rij: Lang genoeg gepraat, ik ga naar d'r vader.
Kijk, daar komt hij net aan, op weg naar huis.
Warenar nadert in de verte: Geertruid gaat naar binnen