Ze lopen hand in hand
Gehuld in doodse stilte
Door uitgedoofde steden
Vol van vocht en kilte
Waarin alleen hun doffe
Sloffen wordt gehoord
Zo lopen woordeloos
De radelozen voort
Hun vleugels zijn verbrand
Hun takken afgewaaid
Zo op een klip gestrand
Dat dood geen angst meer zaait
Zijn ze de liefde moe
Die droom werd wreed verstoord
Zo lopen woordeloos
De radelozen voort
En ik, ik ken hun weg
Ik ben hem zelf gegaan
Al meer dan honderd maal
Ben ik halfweg blijven staan
Maar, jonger of gekwetster
Zetten zij hem voort
Zo trekken woordeloos
De radelozen voort
Want onder gindse brug is
'T water diep en lief'lijk
Daar houdt de wereld op
En is het bed gerief'lijk
Zij snikken er hun naam nog
Als een jonge bruid
Dan wist het water stil
De radelozen uit
Sta op degeen die hun
De eerste steen wil gooien
Die kent van liefde alleen
De woorden 'ik' en 'mij'
De brug gaat zich alweer
In ochtendnevels tooien
Een leven dat eens hoop
Gekoesterd heeft voorbij