Die trouweloos van aard als ik is Eens Amsterdam verried Hij vindt geen rust Aleer zijn schuld Gedelgd is met een lied En waar hij zwerft En wat hij zoekt Vindt hij ter wereld niet Voordat hij weer de duiven Rond de Westertoren ziet Straks ben ik hier weer ver vandaan Maar als de eerste kou zich meldt Dan denk ik toch: zou het sneeuwen Gaan op het Amstelveld? Straks ben ik niet in deze stad Maar denk er toch weer aan terug Dan denk ik hoe ik zomaar Haring at op een ronde brug De straat waar ik een meisje had Is fraai gerenoveerd Maar veel bewoners van weleer Zijn nooit teruggekeerd Die goeie buren die ze had Die werd het hier te chic De bakkerswinkel werd bistro De slager een boetiek Zij had zo'n deur die openbromt Een trapgat hemelhoog Dat kaler werd met elke tree Dan stond je oog in oog En even later zat je dan Te praten op een kist Onder een reproduktie van Zo'n Frans impressionist Straks ben ik hier weer ver vandaan Maar als de eerste kou zich meldt Dan denk ik toch: zou het sneeuwen Gaan op het Amstelveld? Straks ben ik niet in deze stad Maar denk er toch weer aan terug Dan denk ik hoe ik zomaar Haring at op een ronde brug
De Prinsengracht is altijd mooi Al stroomt de regen neer De Wester kan niet somber zijn Nooit is 't hier lelijk weer Maar na Carre de Lepelstraat Waar je 't gevoel bekruipt Dat er nog steeds na veertig jaar Het hart van kommer druipt Mijn Amsterdam, zo mooi van licht Maar ook zo licht van zin Vrouw die je altijd buiten laat Al laat ze je erin Stad waar men van de vredesduif En van de vrijheid weet Maar volk in een container stopt Die Bijlmerbajes heet De hoeren zijn zo jong dit jaar Ze kijken donker uit Hun leven gaat niet verder Dan een h**nespuit Zij horen bij die menigte Die niemand helpen kon De immobiele eenheid Van plantsoenen en stations Straks ben ik hier weer ver vandaan Maar hoor ik dan een carillon Dan zou ik graag uit wandelen Gaan in de Jordaan Maar soms wordt mij het hoofd zo licht Ik weet niet waar ik bleef Dan denk ik weer aan een gedicht Dat eens Jan Campert schreef: "Die trouweloos van aard als ik is Eens Amsterdam verried Hij vindt geen rust Aleer zijn schuld Gedelgd is met een lied En waar hij zwerft En wat hij zoekt Vindt hij ter wereld niet Voordat hij weer de duiven Rond de Westertoren ziet"