Waar is die god, die zegt dat mijn zoon Niet anders dan vrouwen beminnen mag, meneer? Waar huist die god, die zegt dat mijn dochter Niet anders dan mannen beminnen mag, meneer? Waar schuilt die god, die van mening is Dat kinderen eigendom van volwa**enen zijn, meneer? Waar leeft die god Die voelt dat liefde selectief is, meneer? Waar spreekt die god Die meent dat hij of zij, die zo veel meer en meer nog dan anderen heeft, geen dief is Meneer? En ik zal knielen en een kleedje kopen Voortaan gesluierd gaan En me besnijden Varkenshaasjes laten liggen Bier en wijn vergeten Kippensoepjes eten Mijn handen vouwen En mijn hele dood en leven, aan hem of haar of het Toevertrouwen Meneer? En ik zal knielen en een kleedje kopen Voortaan gesluierd gaan En me besnijden Varkenshaasjes laten liggen Bier en wijn vergeten Kippensoepjes eten Mijn handen vouwen En mijn hele dood en leven, aan hem of haar of het
Toevertrouwen Waar is die god? Waar huist die god? Waar schuilt die god? Waar leeft die god? Waar voelt die god? Waar spreekt die god? Waar in godsnaam god? (meneer) Waar is die god? Waar huist die god? Waar schuilt die god? Waar leeft die god? Waar voelt die god? Waar spreekt die god? Waar in godsnaam god? (meneer) Waar is die god? Waar huist die god? Waar schuilt die god? Waar leeft die god? Waar voelt die god? Waar spreekt die god? Waar in godsnaam god? Waar is die god? Waar huist die god? Waar schuilt die god? Waar leeft die god? Waar voelt die god? Waar spreekt die god? Waar in godsnaam god? Waar is die god? Waar huist die god? Waar schuilt die god? Waar leeft die god? Waar voelt die god? Waar spreekt die god? Waar in godsnaam god? Waar is die god? Waar huist die god? Waar schuilt die god? Waar leeft die god? Waar voelt die god? Waar spreekt die god? Waar in godsnaam god?