De canyonkreekjes tintelen, de zon komt prachtig op
Stiekem zit een bloempje, te gluren uit zijn knop
De ochtend wekt de prairie, een cowboy is al op
Vertroetelt met zijn merrie, dat bloempje in galop
De cowboy, hij heet John, stopt bij Mary-Lou
En bedelt Mary-Lou: "Zeg, Mary-Lou, word jij mijn vrouw?"
Zij raakt geprikkeld warm daarvan, want John als man, dat is niet niks
En stopt uit pure geestdrift dan een vinger in haar bips
Geschrokken stottert John: "what onbeschaafd gedouw!
Je bent een grote viesterd, ik zoek een andere vrouw"
Beschaamd stamelt zij: "Ik heb al reeds berouw
Vergeef m'n rappe vinger en trouw je Mary-Lou"
De liefde vat weer vlam en lekker warm wordt John
Zij zucht dan tegen John: "Mijn hart hijgt naar jou, o John"
John schenkt haar voor de eerste keer, een kus die knapt als verse chips
Dan stopt ze, gatverdakke, weer een vinger in haar bips!
De druppel die de emmer! Hij stapt weer op zijn paard
Ziet af van zo'n vies meisje, verdwijnt in volle vaart
En Mary-Lou, 't is droevig, zij weent er onbedaard
En wordt door alle roddel, als bruidje niks meer waard
Puisten en de pest, o elke nare kwaal
Ze kreeg het allemaal, dus luistert meisjes allemaal:
Zoekt you een levenscompagnon, voeg bij uw lijst van huwelijkstips
De raad van dit chanson: stop nooit uw vinger in uw bips
Waren er vroeger al ijstijden?
Gelooft you in dood na het leven?
Is er ook flora en fauna in het dierenrijk?
"Mag ik een boterham?"
Nee