De glazen koepel van de lucht is blauw zodat de blauwe zon verschiet, het droge harde licht is blauw en ook de parels van de dauw. Hoelang zal ik hier moeten blijven, ik kan niet weten wat ik wil. En onder mij verstijven de glazen golven stil. Er luiden klokken in de blauwe lucht van blauwe sparren in het glazen ijs. Kristallen groeien langzaam verder dicht, een mathematisch vergezicht. En om het glazen hek te sluiten
komt Fahrenheit daar uit zijn pot op sleutels van opaalglas fluiten, van 'Nader tot U, mijn God'. Geel is de kleur die ik nooit vergeet hier in de steppe van gegoten glas, blauw is de vrucht die ik moeizaam eet, de scherven smaken scherp en wreed. De droge stilte wordt steeds erger zodat ik vluchten moet, want daar achter de glazen bergen ligt het land van vlees en bloed.