Hij zat altijd op het pleintje bij ons voor de deur met zijn veel te harde stem en zijn penetrante geur en maar protesteren tegen dit redeloos bestaan en dat als wij achter de ramen niet snel tot inkeer kwamen de wereld zou vergaan de kinderen speelden door ze waren zijn geschreeuw gewoon en wie hem wilde redden kon rekenen op zijn hoon ik voelde medelijden met die moedeloze man toen ik op een winterdag die zwerver zitten zag was het eerste wat ik dacht: die ken ik ergens van Hij was een oude junkie al heel lang aan de dope vol mooie levensdromen als hij langs de gevels sloop
uit een jongensboek gelopen en maatschappelijk ontspoord als hij op zoek was naar een dealer zat de duivel op zijn hielen tot hij had gescoord eens liep hij de stad uit hunkerend naar een nieuw bestaan hij dacht: als ik het anders wil dan moet ik hier vandaan maar bij de brug gekomen zag hij de horizon aan de lege overkant aan het einde van het land en door heimwee overmand keerde hij weer om In de zwembadpas de benen nauwelijks zichtbaar onder een lange regenjas ietsje door de knieën als zonder latten skiën zo was de zwembadpas