Je zit die avond in je kamer en buiten woedt de oorlog. Het is alsof de wereld vergaat, maar je ziet het niet, want de gordijnen zijn gesloten terwijl de muziek op volle sterkte staat. Maar ook toen je nog buiten was en rustig liep te winkelen in 'n overvolle winkelstraat, had je nog niets in de gaten want je zag wel mensen rennen, maar je dacht: die zijn een beetje laat. Je zit die avond in je kamer en buiten breekt de hel los: De wereld staat in vuur en vlam, maar je merkt het niet, want je bent alleen en met je eigen dingen bezig en verder weet je nergens van.
Dan wordt er gebeld, je hoort een vaag gerinkel. Voor de deur staat een man. Je weet niet wie het is, zijn gezicht is zwaar gehavend zodat hij nauwelijks spreken kan. En hij zegt: Alles staat op springen, de wereld staat in brand. Er gebeuren zoveel dingen en ze lopen uit de hand. En als je niet wilt lijden, spring dan maar uit het raam, want geen mens zal je bevrijden. Je ontkomt er niet meer aan. Je draait je om en haalt een bijl en slaat zijn hersens in. Buiten is het kalm en stil terwijl de dag begint.